Dwangneurose
De dwangneurose gaat meestal gepaard met angsten. Vaak gaat het om de angst dat er iets ergs gebeurd. Bijvoorbeeld de angst om besmet te raken of de angst voor een ramp. Een dergelijke angst wordt in de psychologie en de psychiatrie een obsessie genoemd. Om de gevreesde situatie te voorkomen worden er handelingen uitgevoerd. Deze handelingen noemt men compulsies. Men controleert bijvoorbeeld herhaaldelijk of gaskranen wel echt uit zijn. Dit doet men uit angst voor brand. De obsessie omvat dan de gedachte aan brand en de angst die hieruit ontstaat. De compulsie is het controleren van de gaskraan. Nu controleert iedereen weleens iets een tweede keer. Bij de dwangneurose wordt er echter tot het ziekelijke aan toe gecontroleerd.
Officieel heet de dwangneurose de obsessief compulsieve stoornis. Of kortweg OCS. Dit komt van het Engelse obsessive compulsive disorder (OCD).
Dwangneurose: soorten dwang
Bij de dwangneurose komt dwang voor. Deze dwang kan optreden in verschillende soorten. Personen met een dwangneurose kunnen van elke soort wel iets hebben. Dit kan voorkomen in verschillende gradaties.
Smetvrees
Iemand met smetvrees heeft de angst om besmet te raken. Iemand met smetvrees durft bepaalde voorwerpen niet aan te raken, zoals trapleuningen of deurkrukken. Men maakt deuren bijvoorbeeld open door de ellebogen te gebruiken. De douche wordt vaak gebruikt en handen worden vaak gewassen.
Controledwang
Iemand met controledwang heeft de angst om de controle verliezen. Het regelmatig controleren of de voordeur wel op slot is en of gaskranen wel uitstaan, vallen onder controledwang. Controledwang heeft veel te maken met angst voor een ramp, zoals inbraak of brand.
Verzameldwang
Iemand met een verzameldwang is bang om dingen weg te gooien die later mogelijk nodig zijn. Men bewaart bankafschriften en loonstrookjes van jaren geleden. Men durft geen kranten of tijdschriften weg te gooien omdat men bang is dat er per ongeluk belangrijke post tussen zit.
Intrusies (agressieve, godslasterlijke of seksuele gedachten)
Iemand met een dwangneurose kan last hebben van intrusies. Dit zijn gedachten die ongewenst zijn en als opgedrongen worden ervaren. Bijvoorbeeld de agressieve gedachte om iemand voor een rijdende trein te duwen. Messen worden ontweken omdat men bang is dat men iemand ermee aanvalt. Iemand met een dwangneurose kan tijdens een autorit terugrijden om te kijken of er niet per ongeluk iemand is aangereden.
Teldwang
Bij de dwangneurose komt dwangmatig tellen ook veelvuldig voor. Men kan bijvoorbeeld tellen als compulsie.
Om een bepaalde angst op te heffen. Omdat dit meestal een onbewust proces is, is het bij teldwang vaak moeilijk om de achterliggende angst te ontdekken.
Dwangneurose: behandeling
Voor de behandeling van de dwangneurose zijn er een aantal mogelijkheden. Men kan kiezen voor exposure en responspreventie en medicijnen. Een combinatie van beide is ook mogelijk. De exposure en responspreventie is een bepaalde vorm van cognitieve gedragstherapie. Deze therapie heeft de voorkeur voor de behandeling van de dwangneurose.
Wanneer iemand met een dwangneurose ook een depressie heeft, dan moet eerst de depressie worden weggenomen met SSRI's. Dit zijn bepaalde medicijnen tegen depressie.
Dwangneurose: exposure en responspreventie
Bij deze vorm van cognitieve gedragstherapie gaat men de gevreesde situaties in een lijst zetten. In deze situaties worden namelijk de dwanghandelingen uitgevoerd. De situaties worden gerangschikt naar de mate waarin zij angst of obsessies veroorzaken. In de eerste week van de therapie moet de patiënt de minst enge situatie elke dag ondergaan, zonder dwanghandelingen uit te voeren. Wanneer dit lukt, doet men dit met de situatie die iets meer angst opwekt. Dit doet men totdat alle dwanghandelingen verdwenen zijn. Men kan ook toewerken naar een moment waarop de dwangneurose weer draaglijk wordt en niet meer invaliderend is.
Dwangneurose: medicijnen
Geen enkel persoon met een dwangneurose reageert hetzelfde op medicijnen. De ene persoon heeft baat bij een bepaald medicijn, de andere persoon heeft baat bij een ander medicijn. De behandelaar van de dwangneurose zal dus altijd moeten uitzoeken welke dosis de patiënt nodig heeft om de dwangneurose minder invaliderend te maken.